Agendapunten
-
We sluiten het jaar 2024 af met een nadeel van 16,3 miljoen euro. Daar tegenover staat een voordelig effect van 15,8 miljoen euro. Dit incidentele geld ontvingen we uit de circulaires gemeentefonds. In voorgaande jaren namen we dit op in de jaarrekening. De gemeenteraad heeft bij de eerste tussenrapportage echter besloten dit voortaan toe te voegen aan de algemene reserve. Dat doen we omdat we daarmee een nauwkeuriger beeld hebben van het werkelijke resultaat van de taken die we uitvoeren. Het effect op de algemene reserve is uiteindelijk hetzelfde, namelijk een nadeel van 0,5 miljoen euro. Bij de komende begroting wegen we integraal af wat de bestemming hiervan is.
Ten opzichte van de begroting 2024 is er vooral een fors structureel nadeel op jeugdhulp. Verder zijn er nadelen op WMO lokaal en versterken economische structuur. Daartegenover zijn voordelen gerealiseerd op de centrumtaak beschermd wonen, sport en gezondheid en hogere rentebaten schatkistbankieren. De komende jaren wacht ons een flinke financiële opgave. Dat komt vooral doordat het Rijk een forse korting op het gemeentefonds doorvoert.
Bijlagen
-
De colleges van B&W van de gemeente Berkelland en Bronckhorst hebben een verzoek tot toetreding tot de gemeenschappelijke regeling van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente ingediend bij het dagelijks bestuur van GBTwente. In december 2024 heeft het dagelijks bestuur ingestemd met deze verzoeken.
Het algemeen bestuur van GBTwente heeft op 2 april 2025 ingestemd met de toetreding van de gemeenten Berkelland en Bronckhorst. Vervolgens wordt aan de colleges gevraagd, met toestemming van hun raad, in te stemmen met de toetreding van de gemeenten Berkelland en Bronckhorst en de daarmee gepaard gaande wijziging van de gemeenschappelijke regeling GBTwente 2026 en dit besluit uiterlijk 25 juni 2025 kenbaar te maken aan het dagelijks bestuur van GBTwente.Bijlagen
-
Openbaar, muv bijlage 4!
Het Meerjaren Perspectief Grondbedrijf (MPG) bevat de financiële vertaling van alle ruimtelijke en programmatische ontwikkelingen in het Grondbedrijf.Jaarlijks wordt voor al deze projecten op 31 december de balans opgemaakt. Het afgelopen jaar laat het navolgende beeld zien.
De vraag naar koopwoningen blijft stijgen o.a. door de stabilisatie van de hypotheekrentes en de stijging van de inkomens. De grote vraag naar zowel bestaande- als nieuwbouwwoningen zorgt voor druk op de woningmarkt wat leidt tot een opwaarts effect op de huizenprijzen. De bouwkosten zijn licht gestegen met name door de toename van personeelskosten na de cao-loonsverhogingen die in 2024 hebben plaatsgevonden. Vorig jaar was het beeld dat de marktpartijen terughoudend waren geweest met het in ontwikkeling brengen van nieuwe bouwprojecten. Dit beeld begint te veranderen: door de afvlakkende bouwkosten en dalende rente worden er weer projecten op de markt gebracht. Er worden meer nieuwbouwwoningen verkocht en minder projecten afgeblazen. Hierbij dient aangetekend te worden dat de middenhuur sector en het hoog stedelijk bouwen nog steeds financieel zeer moeizaam is. De grondverkopen voor woningbouw-kavels voor particulier opdrachtgeverschap verliepen conform prognose. Daar tegenover bleven grondverkopen voor projectmatige woningbouw achter. De verkoop van bedrijventerreinen zijn ook achter gebleven op de prognose, maar dit werd veroorzaakt door het hanteren van een reserveringstermijn van een jaar in combinatie met de regel dat er pas wordt overgegaan tot levering van de grond als er een omgevingsvergunning is verleend.
Ondanks de ontwikkelingen van kosten en prijzen stonden in 2024 de opbrengsten van de grondexploitaties niet onder druk, met uitzondering van de opbrengsten voor projectmatige woningbouw.
De diverse projecten in het MPG 2025 laten per saldo een totale verbetering zien van € 7,8 miljoen. Deze verbetering komt ten gunste van de Reserve Grondbedrijf, waardoor deze toeneemt tot € 34,8 miljoen positief per 31-12-2024. Naast de toegenomen Reserve Grondbedrijf zijn, ten opzichte van het MPG 2024, de risico’s van de grondexploitaties toegenomen. Het gaat daarbij om een bedrag van € 5,3 miljoen, waarmee de vereiste weerstandscapaciteit per 1-1-2025 uitkomt op € 17,1 miljoen.Bijlagen